|
Gastvrouw van Nes Ammim |
Stijn Pilon woont prachtig. Ze troont buiten op haar terras, er klinkt klassieke muziek uit huis en de koffie geurt. "Kijk eens wat een uitzicht, kilometers ver!" Ze wijst op een doorkijkje in de houtwal, aan het eind van het gazon. "Mijn zoon heeft pas de heg gesnoeid, een ficus wordt hier wel tien meter hoog; maar nu heb ik een luik, een venster naar de omgeving." Daardoorheen zien we rijen jonge olijfbomen. "We ondervinden in de avocado-teelt enorme concurrentie uit de Derde Wereld, nu is de olijf weer in" Maar kom, ik moet vandaag nog twee groepen rondleiden, ik steek van wal!" "Wij woonden in Tiberias, Mijn man Johan Pilon, geboren op Java in een zendingsgezin, werkte er als gynaecoloog in een ziekenhuis. Dat was oorspronkelijk van de Schotse zending. Ik spreek nu over pakweg 1950, twee jaar na de stichting van de staat Israël. De van huis uit christelijke medische staf, ook de directeur, mocht van de nieuwe joodse staat aanblijven." Mevrouw Pilon wijst op de unieke situatie die ontstond:" Naast christelijke artsen en verpleegkundigen kreeg je toen ook joods personeel: mensen die afkomstig waren uit de Diaspora. Ze kwamen in Israël als kersverse immigranten en brachten verhalen en ervaringen mee uit de verstrooiing: de landen waar hun families generaties lang hadden gewoond." Antisemitisme Kennis van de geschiedenis vindt mevrouw Pilon heel belangrijk. "Alleen als je je eigen geschiedenis kent, kun je aan de toekomst bouwen. Het is bij de mensen vaak heel droevig gesteld met kennis van de geschiedenis. Dat gold in zekere zin ook voor onszelf. Na de Tweede Wereldoorlog ervoeren we een shock: in een Europees-christelijke beschaving konden zes miljoen joden vermoord worden. Tijdens de oorlog stonden we daar zelf ook onvoldoende bij stil. In Tiberias vroegen we ons af, samen met een groepje andere mensen, onder wie de van oorsprong Scheveningse Israëli Schlomo Bezek: 'Waar kwam dat antisemitisme toch vandaan? En moeten we daar iets aan gaan doen?' We vonden medestanders in Duitsers, Oostenrijkers en Amerikanen." Johan Pilon, Schlomo Bezek en de overige leden van het groepje dat later Nes Ammim zou oprichten, kwam tot de ontdekking dat veel uitspraken tegen de joden uit kerkelijke hoek kwamen. Stijn Pilon: "Na Jezus zag de kerk de joden als een bekeringsobject. De joden golden niet meer als Gods volk, dat waren de christenen geworden. Pas door bekering konden de joden er weer bij horen. Wilden de joden dat niet, dan werden ze 'Godsmoordenaars' genoemd, vanwege de kruisiging van Jezus. Die uitspraken werden vanuit de vroeg-christelijke kerk, via de Rooms-Katholieke Kerk, door de Reformatie overgenomen. Geweld en vervolgingen vielen de joden ten deel, vaak in de naam van het kruis!" Aflaten Mevrouw Pilon weet dat haar verhalen niet altijd even populair zijn, soms zelfs schokkend, maar acht het nodig dat ze gehoord worden. "De Kruisvaarders hebben onderweg alle joden vermoord die ze tegenkwamen, na een oproep van paus Innocentius III: 'Het doden van een jood geeft vergeving van zonden'. Moordenaars kregen zo een 'aflaat'. In Spanje leefden joden en Moorse moslims eeuwen in vrede naast elkaar, maar de rooms-katholieke koningen met hun Inquisitie hebben de joden met dood en geweld van het Iberisch schiereiland verdreven." Stijn Pilon, ze praat met veel gebaren, wijst op de gevolgen: "Daarom begrijp ik die jood ook zo goed die tegen me zei: 'Ja, je moet het me niet kwalijk nemen dat ik het vertrouwen in het christendom kwijt ben.' Hij zag liever 'goede' mensen dan christenen.' Mevrouw Pilon weet ook te relativeren: "Gelukkig was niet iedere christen een jodenmoordenaar. Er zijn ook door de eeuwen heen christenen geweest die uit medemenselijkheid hulp hebben geboden aan joden. In de Tweede Wereldoorlog bestond het Nederlandse verzet behalve uit communisten vooral uit gereformeerden en katholieken. Daar zijn joden ook erg dankbaar voor." Dan wordt ze weer scherp: "Al dat goede is nooit genoeg geweest om het onheil over de joden te voorkomen. Het zoete water uit het riviertje hiernaast zal nooit de zoute zee zoet maken." Geen zending Terug naar die tijd in Tiberias. "Het ziekenhuis waar mijn man werkte, hield op te bestaan. We zijn met de gespreksgroep geld gaan inzamelen om een nederzetting te beginnen. Op die manier wilde de groep een nieuwe bladzijde opslaan in de geschiedenis van joden en christenen." Stijn Pilon zat intussen in Heemstede met vijf kinderen de vergunning af te wachten, want de Israëlische regering was natuurlijk achterdochtig. "In de vergunningaanvraag hebben we de resultaten verwerkt van ons historisch onderzoek naar de wortels van het antisemitisme. Wij gaven aan dat we de joodse traditie wilden laten bestaan en met respect wilden behandelen. Het is een zaak van de joden, en niet van de christenen, hoe die traditie moet worden ingevuld." De liberale joden in de regering hadden geen moeite met Nes Ammim ("Teken van de volken", Jesaja I 1:10) als christelijke nederzetting in Israël, de orthodoxe joden waren fel tegen. "De orthodoxen geloofden ons christenen niet. Ze waren bang voor zending en meenden dat op zekere dag die aap toch wel uit de mouw zou komen. Ze zagen ondanks onze motieven geen verandering in de christelijke ideologie. Waarom we zending hebben uitgesloten? We hebben voor de joden gekozen als partners, niet als object. Zending is eenrichtingverkeer, van een partner kun je leren en voor een partner heb je respect." Koosjere keuken In 1964 strijken de eerste bewoners neer in de vlakte van West-Galilea. Hun onderkomen is een afgedankte Zwitserse autobus, er zijn geen huizen, er is geen water, elektriciteit of telefoon. Vanuit Nederland wordt Nes Ammim gesteund (nu nog steeds) door de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken (synodaal) en de Christelijke Gereformeerde Kerken. De oprichters krijgen toestemming zich definitief in Nes Ammim te vestigen, alle latere bewoners krijgen slechts een tijdelijke verblijfsvergunning. Joodse inwoners mag het dorp niet hebben, de Israëlische overheid is te huiverig voor zending! Inmiddels bestaat Nes Ammim als nederzetting bijna 35 jaar en Stijn Pilon, weduwe sinds 1975, woont er nog als enige persoon van het eerste uur. "Mensen komen en mensen gaan, alleen ik blijf." Een museumpje, met als kern de afgedankte autobus, laat zien hoe het de pioners destijds verging. Werkelijk uit niets is een fraai dorp verrezen, dat haar economische bestaansrecht haalt uit een grote rozenkwekerij, een driesterrenhotel met horeca-activiteiten, avocadoplantages en een timmerwerkplaats. Stijn Pilon is blij met het feit dat Nes Ammim twee jaar geleden is overgegaan op een koosjere keuken: "Je sluit niemand meer uit, alle joodse groepen kunnen hier nu komen: orthodoxe en niet-religieuze. Ook financieel bood het soelaas, want her hotel trekt meer gasten en we organiseren hier nu ook joodse bruiloften en 'bar mitswa's'." Er is nog iets dat voor haar belangrijk is: "Destijds aarzelden orthodoxe politici om ons een vergunning te geven, nu krijg je orthodoxe joden vol vertrouwen te gast" We hebben nu ook een eigen gebedstruimte, waar men op sjabbat diensten kan houden." Hoogtepunten Stijn Pilon wijst naar het kerkgebouw en gaat onverdroten voort: "Wekelijks zijn hier concerten op de avond van sjabbat. Dan komen er joden uit de hele omgeving, die zie je hier dan ongedwongen over het terrein rondlopen. Ik ben blij dat we destijds besloten hebben geen kruis in de kerk te plaatsen. Dat is voor joden toch een teken van vervolging geworden. Ons kerkgebouw is helemaal opgenomen in het regionale patroon van culturele evenementen. Wekelijks repeteert er een koor, waar ook de bewoners van Nes Ammim lid van kunnen worden. Onlangs kwam het koor zingen bij de doop van een kind van een van onze Duitse leden. Ze zongen 'De Heer is mijn Herder'. Dat kan toch allen maar bij wederzijds respect? Ik zal dat nooit vergeten! Met het joodse paasfeest dit jaar waren alle bewoners van Nes Ammim uitgenodigd bij joodse families in de omgeving om de seideravond bij te wonen. Een familiegebeurtenis bij uitstek, waar de vader van het gezin de geschiedenis van de Exodus vertelt, waar liederen worden gezongen. Ooit, toen we hier als pioniers zaten, is ons dat eerder overkomen, maar nu dus weer. Tijdens de tweede seideravond hadden we een rabbijn uitgenodigd van een bevriende synagoge uit de stad verderop. Hij trad op als 'pater familias' en legde ons nog eens alles uit." Veiligheid Een rondwandeling over het terrein van Nes Ammim is indrukwekkend. Het kerkgebouw, met een prachtig atrium, is een replica van een basiliek uit de vroeg-byzantijnse tijd. Een kleine expositie stemt tot nadenken. Een kleurige cirkel met kindertjes, die hand-in-hand over de wereld lopen, wordt omringd door de tekst: If many little people
(Als veel kleine mensen
Aan de rand van het dorp, vlak bij de ingang, ligt een aandoenlijk begraafplaatsje. Daar ligt Johan Pilon begraven, alsmede zijn zuster Jennigje Pilon en een jong gestorven kindje van bewoners uit het verleden. Op de grafsteen van Johan Pilon staat in het Nederlands en in het Hebreeuws Psalm 125:1 "Die op de Heere vertrouwen
De belangrijkste taak van mevrouw Pilon is het rondleiden van groepen toeristen en andere belangstellenden die op de internationale nederzetting en haar geschiedenis afkomen. "Verder zit ik in het comité dat het 'leer-en studiejaar' verzorgt, ons inhoudelijke studieprogramma. Ach, je hoort en ziet van alles, binnenkort wordt er een film gemaakt van Nes Ammim, ik blijf heus wel bezig! Ook in Nederland geef ik wel voorlichtingen, als ik in de winter mijn vier kinderen en mijn kleinkinderen daar bezoek. Ons vijfde kind woont in Zuid-Afrika." Aan het eind van het gesprek wil Stijn Pilon nog wel wat 'onbelangrijks' zeggen, als haar gevraagd wordt naar het alledaagse leven in Israël. "Ik heb een hekel aan de zomer. Het kan dan zo verschrikkelijk heet zijn, niet een paar weekjes, maar máánden. Het is heel vermoeiend. De koele winter en het milde voorjaar zijn een beloning voor het doorstaan van de hete zomer." Ook de taal valt niet mee: "Ivriet is geen gemakkelijke taal, ik spreek het nog steeds niet echt vloeiend. De krant lees ik met pijn en moeite." "Kom", zegt ze, "ik moet weer aan de slag. Ik verdien hier mijn broodje nog wel."
Dit artikel is eerder gepubliceerd in het magazine Terdege, september 1999. Tekst en fotoís: Marius Bremmer |